Laurina en Roxali verloren op jonge leeftijd hun ouders: ‘Zonder ouders ben je zelf degene die de klappen opvangt’
Laurina (31) en Roxali (34) verloren allebei op jonge leeftijd hun ouders. ‘Je ouders zijn de enige mensen die er onvoorwaardelijk voor je zijn. Het voelt onveilig dat je niemand hebt om op terug te vallen.’
Laurina: ‘Toen ik veertien was, werd mijn vader ziek. Darmkanker. Het was goed te behandelen, maar er kwam luchtpijpkanker bovenop en dat werd hem fataal. Hij is vier jaar ziek geweest. Vlak voordat hij overleed, ontdekte mijn moeder een plekje op haar vinger. Het was een melanoom, waarvan we toen nog niet wisten dat het ernstig was. Dat was het wél: de kanker zaaide uit en ze stierf binnen een jaar. Ik was toen achttien.’
Roxali: ‘In 2006 was ik met vrienden op vakantie in Portugal, toen mijn moeder belde. Dat deed ze nooit! Ze zei: ‘Het gaat niet goed met mij, maar je bent op vakantie dus we hebben het er wel over als je weer thuis bent. Mijn vrienden waren in de vakantiestemming, maar ik was verdrietig.
Bij thuiskomst hoorde ik wat er aan de hand was: mijn moeder had longkanker, een tumor ter grootte van een vuist. Anderhalf jaar later overleed ze.’
De vader van Roxali kon de dood van zijn vrouw niet verwerken en werd psychotisch. Roxali zorgde voor hem, terwijl ze ondertussen studeerde en werkte. De familie liet het afweten, dus Roxali stond er nagenoeg alleen voor.
Roxali: ‘Mijn vader belandde in een zware depressie en werd opgenomen in een kliniek. Op een ochtend stond ik het op het station, ik was onderweg naar mijn werk. Ik zag op de borden dat er vertraging was tussen Den Helder en Alkmaar als gevolg van een aanrijding. Eenmaal op mijn werk, belde de kliniek waar mijn vader zat. Ze zeiden dat mijn vader ‘m was gesmeerd en dat ze niet wisten waar hij was.
Het duurde even voor er bij mij een lampje ging branden. De kliniek was in Schagen, tussen Den Helder en Alkmaar. Ongerust belde ik de kliniek terug, maar ik werd in de wacht gezet. Heel raar. Achteraf bleek, dat ze net hadden gehoord dat mijn vader was gevonden en dat hij was overleden. Ze wisten zich geen raad met de dochter die plotseling aan de telefoon hing.’
Overlevingsmodus
Zowel Roxali als Laurina omschrijven de periode na het overlijden van hun ouders als een waas. Doorgaan, dat was wat ze deden. En niet nadenken.
Laurina: ‘Ik wilde altijd vrolijk zijn, maar ik voelde wel dat ik dat niet lang kon volhouden.’
Roxali: ‘In het begin was mijn verdriet te groot. Ik kon het allemaal niet in één keer aan. Dus ik schakelde mijn gevoel uit en ging in de overlevingsmodus. Ik werd heel pragmatisch: ik ging van alles regelen.’
‘In het begin was mijn verdriet te groot, ik schakelde mijn gevoel uit’
Laurina: ‘Ik voelde juist wel heel veel. Ik moest bewust de overlevingsmodus inzetten: ’s ochtends lapte ik mezelf op, overdag moest ik staande blijven en als ik thuiskwam kon ik huilen en moe zijn. En de volgende dag hetzelfde liedje.’
Roxali: ‘Niks raakte me meer. Achteraf denk ik dat ik depressief was: mensen met een depressie voelen ook niks. Dat was ook schadelijk voor mijn omgeving: de relatie met mijn vriend liep bijna op de klippen.’
Laurina: ‘Ben je niet bang dat jou hetzelfde lot treft als je ouders?’
Roxali: ‘Psychisch? Tja, zou kunnen. Mijn vader had een bipolaire stoornis. Dat wordt getriggerd door heftige gebeurtenissen. Als het erfelijk was geweest, dan was dit bij mij al tot uiting gekomen.’
Roxali is even stil. ‘Jij dan?’
Laurina: ‘Ik ben er niet zo mee bezig, al zit het gek genoeg wel als een waarheid in mijn hoofd dat ik een keer kanker krijg.’
Afscheid
Roxali: ‘Mijn moeder zei op haar sterfbed tegen mij: ‘Met jou komt het wel goed, maar ik maak me zorgen om je vader en je broer.’ Ze vroeg me om voor hen te zorgen, maar zei erbij dat ze dit eigenlijk niet van me kon vragen. Ik voelde dit lange tijd letterlijk als een fysieke last op mijn schouders.’
Laurina: ‘Ik ben reformatorisch opgevoed. Mijn moeder schreef op haar sterfbed een kort briefje. Daar stond niet op ‘ik houd van je,’ maar wat er praktisch geregeld moest worden. En verder dat ze hoopte dat wij als kinderen verder gingen op de Weg die ons was geleerd. Ik heb lang moeite gehad met deze boodschap. Ik begrijp nu wel wat ze schreef, hoewel mijn relatie met God nu anders is, ruimer, dan hoe ik ben opgevoed.’
Leven na de dood
Roxali is niet gelovig opgevoed en gelooft niet in het hiernamaals. Laurina wel. Zij haalde veel steun uit haar geloof.
Laurina: ‘Het fijne aan ouders die geloven: ze bidden voor je. Ik kon dat zo missen! Ik moest ineens zelf uitvogelen hoe het zat met God.’
‘Op haar briefje stond geen ‘ik houd van je’, maar wat er praktisch geregeld moest worden’
Roxali: ‘Ik geloof niet in een hemel. Ook niet toen mijn ouders overleden.’ Lachend: ‘Dat klinkt niet echt troostend, hè? Maar ik denk vaak aan mijn ouders, ze leven voort in mijn herinnering.’
Laurina: ‘Inderdaad, niet alles stopt als iemand overlijdt. Het leven wordt doorgegeven.’
Roxali: ‘Ik lijk op mijn vader. Mijn vriend heeft ons ooit bestudeerd aan het ontbijt. De manier waarop wij lopen, eten en spullen pakken uit het keukenkastje lijkt precies op elkaar.’
Motto
Door alles wat er in haar leven is gebeurd, maakt Roxali zich niet meer druk om kleine dingen. Laurina doet dat wel.
Roxali: ‘Mijn vriend en ik hebben bijna nooit ruzie. Simpelweg omdat ik ruzie niet de moeite waard vind. Ik ga ook nooit de deur uit zonder afscheid te nemen. Ik geef een kus, of zeg even doei. Je weet nooit wat er kan gebeuren…’
Laurina: ‘Oh echt? Wat bijzonder!’
Roxali: ‘Ik neem ook sneller grote beslissingen. Zo ben ik een aantal jaar geleden alleen op reis geweest.’
‘Ruzie vind ik niet de moeite waard’
Laurina: ‘Dat zou ik meer moeten doen! Ik vind het spannend om grote beslissingen te nemen, omdat ik die ruggensteun van mijn ouders mis. Het voelt onveilig omdat ik niets heb om op terug te vallen. Nu ben ik zelf degene die als eerste de klappen opvangt.’
Roxali: ‘Ik heb natuurlijk wel mijn vriend, die mij steunt. Ik had al een relatie met hem in de tijd dat mijn moeder overleed. Ik denk dat ik minder besluitvaardig zou zijn zonder hem.’
Laurina: ‘Ja, dat valt me op aan dit gesprek. We zijn allebei harde werkers. Sterke vrouwen.’
Tattoo
Boven de hals van het rode jurkje dat Roxali draagt, pronkt een grote gekleurde tatoeage in de vorm van kersenbloesem.
Roxali: ‘Het staat voor de vrouwelijke kracht, maar ook voor de vergankelijkheid van het leven. Voor mijn moeder.’
Laurina veert op: ‘Ik heb ook een tatoeage, al is ‘ie iets meer bescheiden.’ Ze lacht en wijst op haar pols. Er staat met kleine, sierlijke letters: ‘Go Live.’ ‘Ik ben altijd met de dood bezig, ik kan er soms in blijven hangen. Deze tattoo herinnert me om bewust te kiezen voor het leven.’
Dit is een ingekorte versie van een groot interview dat eerder verscheen op Dag6, een samenwerking tussen het Nederlands Dagblad en de Evangelische Omroep.
Laurina is verliesbegeleider bij Lichtehuisjes en schreef in 2018 een serie blogs voor Ik mis je.
Beeld omslagfoto: Goedfolk