‘Met ziekte weet je wat te doen, met de dood valt niet om te gaan’
Hoe voelt het als iedereen om je heen bezig is een gezin te stichten terwijl jij de man, met wie je dat ook zo graag zou willen, plotseling verliest?
Verdriet mag je nooit vergelijken, maar weduwe of weduwnaar worden na je zestigste is anders dan voor je dertigste. Je bent dan niet ‘de volgende’ in je vriendenkring die alleen komt te staan, maar meestal de eerste. Dat maakt het contrast tussen jou en ‘de wereld die doorgaat’ extra groot.
Het doet me denken aan mijn goede vriendin Paulien, die jong weduwe werd. Haar echtgenoot Mario stierf in onze armen. Het was juist kermis in Tilburg, toen wij voor het eerst de ‘verdrietbubbel’ uit stapten, waar we lang in hadden gezeten. We maakten een wandeling door de stad toen Paulien opmerkte: ‘Mario is overleden, maar de kermis gaat gewoon door. Alles gaat voor iedereen door alsof er niets gebeurd is, terwijl mijn leven stilstaat…’
Nooit gedacht
Als je jong weduwe of weduwnaar wordt, telt veel van waar anderen zich op verheugen opeens niet meer. Terwijl iedereen zijn leven aan het opbouwen is, is het fundament onder het jouwe weggeslagen. Dat overkwam ook Esther Wierks (31 jaar).
‘Ik had nooit gedacht dat Steven zou kunnen sterven. Hij was pas 28 jaar! We waren nog maar vijf jaar getrouwd. Hij was mijn grote liefde.’
Als Esther en ik elkaar ontmoeten bij het graf van haar man Steven legt ze er een hartje op. Elk jaar maakt ze een hart voor haar allerliefste, die ze kent ‘sinds altijd’, zoals ze dat zo mooi zegt. Hij ligt begraven bij zijn moeder, die ook jong is overleden; ze werd 36 jaar oud. Op de bovenste helft van de grafsteen staan woorden voor zijn moeder. Daaronder staat: Lieve, liefste, allerliefste Steven, met de confronterende data erbij: 19-02-1988 – 17-05-2016.
Verwachtingsvol leven
Esther en Steven leerden elkaar kennen tijdens een jeugdkamp van de kerk. Esther was toen 21, Steven 19. Vooral zijn rust en vrolijkheid spraken haar aan. Hij was een fijn iemand om in je buurt te hebben. Steven viel vooral op de eerlijkheid en echtheid van Esther. De liefde ontstond uit een mooie vriendschap. Bewust besloten ze eerst een paar jaar op zichzelf te gaan wonen, voor ze zouden trouwen. Eerst volwassen worden en een huishouden leren runnen. Ze hadden het goed samen.
‘Het liefst zou Esther terug gaan naar de dag vóór die dag, toen het leven nog vooruitzicht had.’
Na hun trouwen genoten ze verder van hun vrije leven vol gezelligheid, zoals lekker uit eten en op vakantie gaan, en dagjes weg. Plannen voor de toekomst waren er genoeg. Zo wilde Steven graag een eigen bedrijf starten. En, wie weet, zouden ze kinderen krijgen.
Ziekenhuis
Ze leefden in volle verwachting van wat komen zou. Het leven was mooi. Totdat Steven in 2014 een paar keer achter elkaar ziek werd. Veel leek er niet aan de hand, en telkens kreeg hij antibiotica. Zelf maakte Steven zich er niet echt druk over, maar zijn stiefmoeder vertrouwde het niet en vond in december dat hij bloed moest laten prikken. Omdat er nog te veel ontstekingswaarden in zijn bloed zaten, moest hij in januari maar eens terugkomen. Maar toen Steven in januari 2015 bloed liet prikken, werd hij nog diezelfde middag voor onderzoek naar het ziekenhuis geroepen. ‘Hij moest zijn tandenborstel maar meenemen…’
‘Nu gaan we weer normaal doen’
Nog steeds maakten Steven en Esther zich weinig zorgen. Alles werd onderzocht, niets werd er gezegd; het stel had geen idee. Tot de artsen een punctie wilden doen. Toen werd het serieus. De deskundigen dachten eerst aan leukemie, maar het bleek lymfklierkanker te zijn. Steven mocht naar huis en zei bij het aantrekken van zijn spijkerbroek nog tegen Esther: ‘Nu gaan we weer normaal doen, hoor.’ Het liefst zou Esther terug gaan naar de dag vóór die dag, toen het leven nog vooruitzicht had.
‘Kanker bepaalde ons leven’
Na een periode van onderzoeken bleek Steven een zeldzame, agressieve variant van lymfklierkanker te hebben. Chemokuren moesten hem voorbereiden op een stamceltransplantatie. Ze maakten Steven vooral erg ziek en zijn conditie holde achteruit, iets wat Esther zich pas achteraf realiseerde en wat haar nu nog weleens dwarszit. ‘Voor mij was een goede week weer hoop in de goede richting. Maar in werkelijkheid ging het op en af. Ik had er niet bij stilgestaan dat iedere chemo hem een nieuwe klap zou geven. Dat kon ik niet overzien. Wel zag ik hoe kanker vanaf het moment waarop de behandeling startte ons leven bepaalde.’
‘Als je nog wat tegen hem wilt zeggen, dan moet je nu komen.’
Na de stamceltransplantatie moest Steven revalideren. Al die tijd werkte Esther naar beste kunnen door als leerkracht op de basisschool. Dat had ze nodig als afleiding. Stevens stiefmoeder en een vriend hielpen mee in de zorg. In eerste instantie was er opluchting: na de transplantatie waren ze eindelijk van ‘de kanker’ af. Steven bleek echter zo verzwakt dat hij allerlei kwaaltjes kreeg. Ook epileptische aanvallen.
Intensive care
Kort daarna dachten de artsen dat hij een griepvirus had. Even waren ze opgelucht, totdat bleek dat het om een veel heftiger virus ging. In het Erasmusziekenhuis in Rotterdam belandde hij op de intensive care. Ineens ging het helemaal niet goed met Steven. Op zondagnacht werd Esther gebeld met de mededeling: ‘Als je nog wat tegen hem wilt zeggen, dan moet je nu komen.’ Steven moest aan de beademing. Met trillende stem vertelt Esther hoe lief Steven op dat moment voor haar was.
‘Ik hield hem vast toen hij nog heel rustig zei: ‘Ik hou van je.”
‘Toen ik aan zijn bed stond, keek hij me aan en zei: ‘Ik ben echt heel moe, Es…’ Ik kon het niet bevatten. Het is zo groot wat er dan gebeurt. Ik ging de liefde van mijn leven verliezen. Ik hield hem vast toen hij nog heel rustig zei: ‘Ik hou van je.’ En even later: ‘Hou vol!’ Dat waren zijn laatste woorden voor mij. Steven wist heel goed waar ik bang voor was.’
Alles was voor Steef
Op dinsdag 17 mei 2016 werden de apparaten stopgezet. Vijf minuten later overleed Steven, 28 jaar oud. Op haar 31e was Esther weduwe.
In dit grote verdriet was er maar één ding dat goed voelde: Steven zou naar zijn moeder gaan. Daar geloofden ze beiden in. En die twee zouden het samen goed hebben.
Esther was zo overdonderd door alles dat ze drie dagen niet kon eten en slapen. Tegelijkertijd stond ze voor de taak zijn begrafenis te regelen, terwijl ze daar samen nooit over hadden gesproken. Niet over zijn overlijden, niet over zijn begrafenis. Dat Steven bij zijn moeder werd begraven, was een mooi en troostrijk idee van zijn vader geweest.
‘Gek genoeg voelde de begrafenis als een soort trouwdag’
‘Op de begrafenis was ik nog van de wereld. Ik beleefde alles in een roes. Gek genoeg voelde het als een soort trouwdag. Iedereen had zich in het nieuw gestoken en alles was voor Steef. Ik vond dat mooi, zo’n groots eerbetoon aan hem. Hij verdiende dat.’ Een vriend van Steven, een zwager en een vriendin voerden samen live het opwekkingslied Stil mijn ziel, wees stil uit. Prachtig vond Esther dat. Ook het nummer Viva la Vida van de band Coldplay werd gedraaid, omdat het zo goed aangaf hoe Steven zijn leven had ervaren: maximaal genieten. Ondanks het verlammende verdriet lukte het Esther om op de begrafenis te spreken over wie Steven was geweest in haar leven. ‘Het terugkerende woord was ‘samen’. We deden alles samen. Ook zijn ziekteproces. En nu waren we niet meer samen.’
‘Ik had letterlijk hartpijn’
Kort na het overlijden van haar man moest Esther van zichzelf wekelijks naar het graf. Even praten met haar man gaf haar rust in een leven dat volledig op z’n kop was komen te staan.
Na de zomervakantie dacht ze sterk genoeg te zijn om weer fulltime aan het werk te gaan. Net als tijdens Stevens ziekte meende ze dat ‘iets doen’ haar zou helpen in haar verdriet, maar na vijf weken ging het niet meer. Radeloosheid regeerde. Ze was bang voor de eenzaamheid, had paniekaanvallen, verloor de controle en kreeg letterlijk hartpijn. ‘De pijn was verscheurend. Ik voelde steken in mijn hart. Ik kreeg lichamelijke pijn voor iets wat geestelijk pijn doet’.
‘Ik kreeg lichamelijke pijn voor iets wat geestelijk pijn doet.’
Esther was de grip op haar leven en haar toekomst volledig kwijt. ‘Ik zag een groot zwart gat voor me. Ik wilde eruit blijven, maar werd er toch in gezogen. Ik had gewoon geen keuze.’ Door de spanning kon ze niet goed meer eten. Daarnaast vertaalde de paniek zich in allerlei pijnen en pijntjes, van rugpijn tot buikpijn.
Afvallen
Even probeerde ze de controle op een verkeerde manier terug te krijgen, door een strak eetpatroon aan te houden. ‘Ik begon af te vallen en dat vond ik mooi. Bewust ging ik steeds minder eten. Drie kleine maaltijden op een dag vond ik een hele uitdaging. Ik zocht ergens houvast.’ Een vriendin drong erop aan dat Esther naar een diëtiste moest. Die leerde haar dat goed eten een manier van zorgen voor jezelf is. Dat hielp en helpt haar.
Hulp
Toen Esther ook nog burn-out verschijnselen kreeg, besloot ze rouwhulp te zoeken. Ook de therapeut drukte haar op het hart dat ze beter voor zichzelf moest gaan zorgen. Maar Esther stond nog in ‘de zorgstand’ voor Steven, waar ze eerst uit moest zien te komen. Vijftien maanden lang had ze alleen maar gezorgd. Daar was ze goed in, wist ze, maar met het wegvallen van die zorg was ook haar doel weggevallen. ‘De zorg bij ziekte is concreet: welke medicijnen geef je wanneer en waarom? Bij ziekte wist ik wat te doen, maar met de dood valt niet om te gaan. De dood gaf geen houvast.’
‘Met het wegvallen van die zorg was ook haar doel weggevallen.’
Pijlers voor een nieuw huis
Vastgelopen in haar verdriet gaf de rouwtherapeut Esther het inzicht dat met Stevens dood hun gezamenlijke ‘huis’ was ingestort. Ze moest een nieuw fundament gaan leggen en daarvoor vier pijlers bedenken om een nieuw huis op te bouwen. Esther koos voor het sociale leven, zorgen voor jezelf, geloof en maatschappelijk leven.
Verdriet
‘Als eerste moest ik leren toelaten dat de mensen om mij heen me wilden helpen. In plaats van mezelf te verstoppen begon ik aan te geven dat ik ze nodig had. Ik leerde te accepteren dat ik nog niet de oude was, maar dat ik oké was, mét mijn verdriet. Wat ook hielp was mezelf de vraag stellen hoe ik iemand anders in mijn situatie zou willen helpen.’ Zo ontdekte Esther dat ze vooral behoefte had aan een arm om haar heen en een luisterend oor. Het kostte Esther meer moeite om de pijler van het geloof te herstellen…
Verder lezen…
Het wordt Esther op een bijzondere manier duidelijk waarom ze zo worstelt met het geloof. Hoe dit haar weer vertrouwen leert, maar ook de belangrijke lessen die zij leerde als plotselinge alleenstaande, lees je in het boek Troost – Als je iemand mist, geschreven door presentatrice Hella van der Wijst en uitgegeven door Kok Boekencentrum.
In het boek gaat Hella in op vragen als: Wat is troost en hoe werkt het? Waar vinden mensen die een dierbare moeten missen troost? Waarom is het delen van verdriet zo belangrijk? Wat moet je als naaste niet en wat vooral wél zeggen?
Het boek Troost bevat twintig verhalen van mensen die geliefden verloren. Daarnaast geven rouwdeskundigen en wetenschappers vanuit unieke invalshoeken inzichten in de wereld van verdriet en troost.
Geschreven door
Hella van der Wijst