Blog Everline | Hoe een onschuldig slaapliedje mijn hart breekt
Wat kleven er een hoop herinneringen aan hele gewone babyrituelen. Everline: ‘Soms brengen ze een lach op mijn gezicht, als ik denk aan hoe Floris eigenwijs mee begon te zingen in plaats van in slaap te vallen bijvoorbeeld. Soms breken ze mijn hart.’
Slaapliedje
Slaap, David, slaap… Daar buiten loopt een schaap. Een schaap met witte voetjes, die drinkt zijn melk zo zoetjes. Slaap, David, slaap… Daar buiten loopt een schaap.
In een donkere babykamer wieg ik onze zoon in mijn armen. Ik zing het bekende slaapliedje voor hem en hobbel wat heen en weer. Als ik naar hem kijk zie ik hem langzaam in slaap zakken, tevreden en stil. Dan richt ik mijn blik weer op en kijk naar de foto op de kast. Floris. Een stekende pijn schiet door mijn lijf. Lieve, lieve Floris. Ooit was dit zijn kamertje, liep ik met hem op mijn armen door de kamer. Ooit was dit zijn kamertje, en zong ik mijn slaapliedjes voor hem.
‘Ooit was dit zijn kamertje.’
Wat kleven er een hoop herinneringen aan deze hele gewone babyrituelen. Soms brengen ze een lach op mijn gezicht, als ik denk aan hoe Floris eigenwijs mee begon te zingen in plaats van in slaap te vallen bijvoorbeeld. Soms breken ze mijn hart.
De laatste keer
Vandaag kan ik de herinnering aan die laatste keer dat we Floris’ slaapliedje voor hem zongen niet loslaten. Al wiegend door de kamer zie ik steeds voor me hoe het was, en mijn stem breekt door de brok in mijn keel. De laatste keer dat we dit lied voor Floris zongen leefde hij al niet meer. Het was de donderdagavond voordat hij begraven zou worden. De hele dag hadden mijn man en ik samen naast zijn bedje gezeten. We hebben naar hem gekeken, voor hem gezongen en boekjes voorgelezen. Omdat het de laatste keer was dat het nog kon… En ’s avonds, toen het echt tijd werd om te gaan slapen, zongen we voor de laatste keer het slaapliedje slaap, Floris, slaap. Toen we zijn kamertje uit liepen trokken we aan het koord van de muziekmobiel aan zijn bedje, de melodieën waarbij Floris altijd in slaap viel. Ik zie ons huilend ons eigen bed in stappen en snikkend dicht tegen elkaar aan kruipen. Ik weet weer hoe we in een onrustige slaap vielen en de volgende morgen niet op wilden staan.
‘Ik zie ons huilend ons eigen bed in stappen en snikkend dicht tegen elkaar aan kruipen.’
Vandaag laat deze herinnering me niet los, en voel ik constant een brok in mijn keel en een steen in mijn maag. Vandaag vraag ik me af hoe het me lukt dit lied weer te zingen.
Ooit weer zo’n mama zijn
De meeste andere dingen probeer ik te vermijden. Zo dacht ik voordat David geboren werd dat hij best de kleertjes zou kunnen dragen die Floris ook gedragen heeft, maar ik betrap mezelf er steeds weer op dat ik kies voor de nieuwe kleren die we speciaal voor David gekocht hebben. Zo dacht ik van te voren dat ik voor David dezelfde mooie liedjes zou zingen als voor Floris, maar als ik met hem op de bank zit kies ik voor de veilige kinderliedjes die Floris nooit gehoord heeft. Zo had ik van te voren nooit gedacht dat de gewone, alledaagse dingen zo moeilijk zouden zijn. In een flits zie ik mezelf weer voor me als mama van Floris. Ik zong vol overgave, en Floris zong net zo hard met me mee. Ik danste door de kamer met Floris op mijn armen, en Floris lachte van plezier.
‘Kan ik voor David net zo’n vrolijke, lieve moeder zijn als dat ik voor Floris geweest ben?’
In het donker van de babykamer biggelt een traan over mijn wangen. Zou ik ooit weer zo’n mama kunnen zijn? Kan ik voor David net zo’n vrolijke, lieve moeder zijn als dat ik voor Floris geweest ben? Als ik naar beneden kijk en David kalm en tevreden in mijn armen zie liggen steekt het; David begint zijn leven met een achterstand. Die van het kleine broertje zijn waar de grote broer gemist wordt. Die van het tweede kindje zijn, maar de enige in onze armen. Ik hoop dat het me over een tijdje lukt om niet alleen het slaapliedje te zingen dat zo onlosmakelijk verbonden is aan Floris. Ik hoop vurig dat ik straks weer door de kamer dans, en dat David én Floris het dan uitgillen van pret.
Geschreven door
Everline Kamphof-Janssen