Mees (16) overlijdt na een ongeluk: ‘Als je verdriet écht toelaat, laat je ook de liefde toe’
Meer leven met en in de natuur: dat willen Arjan en Anemoon als ze met hun kinderen naar Terschelling verhuizen. Als hun zoon Mees op een mistige avond niet thuiskomt, weet Anemoon meteen: “Ons leven gaat er totaal anders uitzien.”
“Vier seizoenen op een dag hier,” zegt Anemoon, kijkend naar boven. Arjan haalt koffie. Op hun terras ergens in Midsland in de zon, praten we over hun zoon, Mees. Een grote lach siert Anemoons gezicht bij de vraag wat voor jongen hij was.
“Lief. Echt heel lief. En grappig! Je bent als ouder heel bevooroordeeld natuurlijk, maar echt. Hij was zestien, en dan kun je denken: oh, een puber, maar hij was…”
“We hebben ook echt wel ruzie gehad, hoor,” onderbreekt Arjan haar met een lach. “Maar ik hoorde een paar keer dat mensen hem leerden kennen omdat hij vroeg: ‘Kan ik helpen?’ Een bijzondere jongen.”
“En zo wijs,” voegt Anemoon toe. “Voor zijn dood deed hij mee aan een documentaire over de liefde, die we pas na zijn overlijden zagen. Daarin zei hij dingen waarvan ik dacht: Hè! Jongen, je bent pas vijftien. Hij wilde echte liefde, waarin je alles deelt, zo sprak hij. Hij had diepgang, maar ook lichtheid.”
Rimpeleffect
Die gaat het sociaal ver schoppen, denken zijn ouders. En ergens gebeurde dat ook. Mees’ dood raakt velen. “We kregen zelfs berichten van mensen die we niet eens kenden,” vertelt Anemoon. Mensen zijn geraakt door wie Mees was, en vertellen dat door. Een rimpeleffect. En dat is troostrijk, vindt Arjan. “Je zoekt toch naar betekenis voor zijn dood. Dat het niet voor niks is geweest.”
Het ongeluk
Terug naar de avond dat het gebeurde. Het is mistig. De voorjaarsvakantie is bijna afgelopen en Mees brengt zijn vriend uit Harlingen om half zeven terug naar de boot. ‘Ik kom daarna naar huis,’ appt hij. “Wij gingen alvast eten,” vertelt Anemoon. Om zeven uur is Mees er nog steeds niet.
Arjan: “Eerst moest ik nog lachen, omdat jij je zo bezorgd maakte. Ik hoor je nog zeggen: ‘Ik heb hier geen goed gevoel over’. Ik had zoiets van: komt wel goed. Ik had altijd veel vertrouwen in alles.”
“Terwijl ik mijn hele leven al dacht: er gaat iets ergs gebeuren,” reageert Anemoon. “Nu heb ik dat niet meer.”
Geen gehoor
Mees’ ouders en zusje bellen en appen, maar er komt geen respons. Als ze zijn telefoon traceren – “dat hebben we nooit eerder gedaan”- zien ze dat hij in West-Terschelling is. Niet ver van de boot dus. “Stond hij daar nog te kletsen?” dacht Anemoon. Dan gaat de telefoon. Het is een vriend, die tevens ambulance-medewerker is. “Hij vroeg: ‘Is de politie al bij jullie geweest?”
'Hij vroeg: is de politie al bij jullie geweest?'
Die staat vijf minuten later op de stoep, samen met de huisarts. Mees is op de fiets aangereden door een auto, het ziet er niet goed uit. Anemoon: “Hij was al met de boot over, want de helikopter vloog niet door de mist. We moesten naar het ziekenhuis in Groningen, dat doen ze alleen als het heel ernstig is.”
Iets geks
Anemoon was heel kalm, weet ze nog. Ze kijkt naar Arjan. “Jij was gelijk van slag. Ik kreeg iets geks over me heen. Rust en een soort hyperfocus.”
Lente – hun dochter – valt flauw. Arjan: “Ik weet nog dat Lente op me afkwam en getroost wilde worden. Ik was echter zelf zo aan het verwerken wat er gebeurd was. Ik dacht: ik moet er voor haar zijn. Maar ik kon het op dat moment nog niet.”
Het lege bord
Snel verzamelt het gezin spullen voor de overtocht. “Kom op, Mees, zet ‘m op,” spreekt Arjan zijn zoon hardop toe. Anemoon pakt Mees’ lege bord nog van tafel. “Niet belangrijk,’ zei de agent. Jawel, zei ik, want ik wil niet terugkomen en zien dat dit bord hier nog staat. Ik wist meteen: onze wereld gaat er totaal anders uitzien.”
Laatste keer slapen
Mees ligt op de IC, met toeters en bellen die hem in leven houden. Hem daar zien liggen was heftig, weet Arjan nog. Hij is even stil. “Maar ik was ook blij dat we er eindelijk waren.” Mees’ arts is duidelijk: er is nul kans op verbetering. Een co-assistent test nog zijn respons, tikt op zijn voeten. Er gebeurt niks.
'Dit was groter dan ons gezin'
Toch hopen Arjan en Lente op een wonder. Je weet het niet, misschien is Mees zo’n uitzonderlijk geval. Ze geven hem twaalf uur. Arjan: “In die tijd speelden we een playlist af, die vrienden en familie ooit samenstelden voor Mees’ verjaardag. Zo was iedereen er op een bepaalde manier bij. Dit was groter dan ons gezin.”
Met zijn drieën slapen ze die nacht bij Mees. Arjan: “Ik weet nog hoe bewust ik me ervan was: dit is de laatste keer dat we met zijn vieren slapen.” Arjans ogen vullen zich met tranen. Anemoon: “Veel meer hebben we niet gedaan die nacht. Alles was gezegd. We hadden het goed met elkaar.”
Luikje open
Waar Arjan een diep verdriet voelt en het bij vlagen uitbrult, ervaart Anemoon juist een allesoverheersend gevoel van liefde. “Er ging een soort luikje bij me open, heel gek. Alles was mooi en liefdevol. Het voelde alsof ik Mees hielp overgaan. Ik geloof niet in een hemel, of zo, maar wel dat er ‘iets’ is.” Anemoon pauzeert even. “Ik dacht tegelijkertijd ook een beetje dat ik gek aan het worden was. Waarom lag ik niet op de grond te huilen?”
Een half uur
Er gebeurt geen wonder die nacht. In ieder geval niet een dat Mees doet ontwaken. ’s Ochtends om half negen wordt de beademing ontkoppelt, en gaat er een licht van aangestoken kaarsjes door het land van mensen die meeleven. Anemoon: “Een paar minuten na negenen overleed hij.”
“Een half uur. Een half uur duurde het,” zegt Arjan nog vol ongeloof. Hij gebaart met zijn handen om zijn woorden kracht te geven. “Zijn hart ging maar door, het was niet te geloven. Afschuwelijk. En ik zat maar te wachten, tot…” Hij valt stil en schiet vol. “Hij moest gaan, maar hij ging maar niet. Terwijl je tegelijkertijd echt niet wilt dat hij gaat. Ik heb EMDR (traumatherapiesessies, red.) gedaan om ook hierover te kunnen praten.”
Anemoon: “Ga maar gewoon in alle rust, Mees, dacht ik. Arjan en ik waren twee kanten van het spectrum. Ik zat erbij en keek ernaar. Geen stress. Wat ik fijn vond, is dat we met alles mochten helpen. Ik waste Mees met zwitsalzeep. Toen kwamen geboorte en dood heel dichtbij. Alsof ik mijn kleine jongetje waste. Liefdevol. Maar tegelijkertijd was hij al bijna een man, met zijn zestien jaar.”
Beukende golven
Met een watertaxi brengt het gezin Mees terug naar het eiland. “We stonden op het achterdek,” zegt Anemoon. “De kist vasthoudend voeren we over de beukende golven. Het was heel puur.”
Eenmaal aan wal staat een grote groep vrienden klaar om hen bij te staan. “We hadden niks geregeld, dat ging heel organisch,” vertelt Anemoon. “Alles bewoog met ons mee; er stond een bus klaar en thuis was de koffie al gezet. Dat is tof aan zo’n eiland, iedereen leeft mee.”
Deken van rouw
Arjan: “Toen hoorden we ook van mensen dat het eiland in verstilling was. Een deken van rouw. Dat meeleven hebben we gevoeld.” Arjan kijkt naar Anemoon, en vervolgt: “Jij voelde dat meteen al. Bij mij duurde dat een paar dagen, het gebeurde toen iedereen langskwam om te condoleren. Bloemen en soep van familie, vrienden en eilanders. Daar voelde ik ook die liefde.”
Mees’ afscheid is op het strand. Met een groot vuur en vrienden van Mees die zijn kist dragen. “Ze hadden de avond ervoor geoefend met een strijkplank,” zegt Anemoon liefdevol. Vijftienhonderd man in een erehaag en een berg aan bloemen. “Mees was van iedereen.”
Open hart
“Vol, was de periode na zijn afscheid. En nog steeds eigenlijk,” vertelt Arjan. Zo veel aandacht van vrienden, kennissen, onbekenden. “Soms was het te veel en wilde ik me terugtrekken. Maar het was ook fijn om te delen, te praten met mensen.”
“Ik wilde ook alles ondergaan,” gaat Arjan verder. “Elk gevoel voelen. Brullen, maar ook lachen. Soms tegelijkertijd. Ik ontdekte nu voor het eerst: dit is wat mensen bedoelen met je hart openstellen. Als je verdriet écht toelaat, laat je ook de liefde toe. Voor Mees’ overlijden was ik veel rationeler. Nu moest ik mijn gevoel wel toelaten.”
De plek van het ongeluk
Al snel voelen Anemoon en Arjan dat ze iets moet doen met de plek van het ongeluk. “We rijden er elke dag langs,” zegt Arjan, “dus je ontkomt er niet aan.” Een monument misschien? “We wilden het gevoel van liefde en saamhorigheid die we voelden op het eiland weergeven.”
Dan weten ze het: “We wilden bloemen planten. Bloemen die rond 1 maart – Mees’ sterfdatum – opkomen. Een natuurlijke manier van herdenken,” concludeert Arjan. De bloemenzee van Mees’ uitvaart verwerken ze in hun achtertuin tot compost en dient als voedingsbodem voor de bloembollen. Arjan: “De liefde van iedereen van het eiland zit in die bloemen.”
Blote handen
Iedereen die dat wilt, plant een bolletje op de plek van het ongeluk. Arjan: “Ik vond dat heel louterend, met je blote handen in de aarde. Sindsdien is de plek van het ongeluk voor mij geen probleem om langs te rijden. Maar voor jou is dat inmiddels anders, hè.”
Anemoon: “In het voorjaar was het prachtig! Blauwe druifjes, sneeuwklokjes, tulpen. Maar het is een lastige locatie met alleen zand en de zeelucht.”
“Nu is het een dorre, uitgebloeide plek,” zegt Arjan. Anemoon knikt, en zegt: “Dat vind ik soms moeilijk. Wat te doen? Ga je zo’n plek controleren, snel nieuwe bloemen planten, meer water geven? Of laat je het zijn beloop?”
De natuur als spiegel
Door de plek zo te laten, voelt Anemoon zich soms een slechte moeder, die het graf van haar zoon niet verzorgd. “Ook al is het geen graf, iedereen ziet deze plek. Mensen hebben hun liefde erin gestoken.” Maar zo werkt de natuur, beseft Anemoon: “Ik wil daarom ook die dorheid, de vergankelijkheid, omarmen.”
Want rouw is soms ook dor, droog en naar, weet Anemoon. En de natuur spiegelt dit wonderschoon: prachtige planten verpieteren, compost is voedingsbodem voor nieuw leven. Dit steunt Anemoon in het verdriet: “Je kunt veel over rouw leren van de natuur, die doet alles voor.”
Donkere periode
Maar makkelijk is anders. Een donkere periode volgt bij Anemoon als ze het politierapport in handen krijgt. Anemoon: “De dader toonde geen compassie. Dat vond ik ingewikkeld, want hij woont aan het einde van de straat, ik kom hem tegen.”
'Ik dwong mezelf het beest in de bek te kijken'
Arjan: “Dat was pijnlijk voor ons, al had ik minder heftige gevoelens dan Anemoon. Zij wilde ook bij de rechtszaak zijn, om daar voor Mees te gaan staan. Mijn eerste neiging was om er niet heen te gaan. Ik krijg Mees er niet mee terug, dat idee. Maar ik had eerder al besloten: ik ga elk gevoel aan. Dus ik heb mezelf gedwongen te gaan. Het beest in de bek kijken.”
Tegelijkertijd voelt Arjan ook: je moet niet in de bek kruípen, waarna het dichtklapt. “Dat je verdrinkt in het verdriet en wat je is aangedaan,” licht Anemoon toe.
“Ja, ik voelde dat dit kon gebeuren,” reageert Arjan. “Dat je helemaal kan vastdraaien in je gelijk. Maar wie schiet daar iets mee op?”
Het cadeau
Het blijft flink zoeken voor allebei: de pijn aangaan zonder dat het hen overspoelt. “Wegrennen of jezelf verdoven lijkt soms makkelijker,” zegt Anemoon. Want rouw is een grote berg ellende, maar daarin zit ook een cadeau. Anemoon: “Als je dat durft uit te pakken, leer je in lijn te leven met wat voor jou belangrijk is. Maak ruimte voor rouw. Je raakt soms de bodem, maar van daaruit kun je bouwen.”
Lees ook over:
Blog Arjan | ‘Door mijn wanhoop en tranen heen lach ik: ‘Wat doe jij nou?’
Lees ook over:
Lidia verliest haar dochter (22): 'Was ik maar meteen naar het ziekenhuis gegaan'
Geschreven door
Tara