Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Daan Westerink | Hoe kan ik met je meeleven?

29 augustus 2017 · Leestijd 8 min

Als iemand uit je omgeving een verlies meemaakt wil je graag meeleven. Maar je wil jezelf niet opdringen of het verkeerde zeggen. Rouwdeskundige Daan Westerink maakte het onlangs zelf mee en geeft advies.

I’m not aware of too many things
I know what I know, if you know what I mean
Philosophy is a walk on the slippery rocks
Religion is a light in the fog

Uit: What I am – Edie Brickell

Ik wil wel meeleven, maar hoe?

“Ik moet je iets vertellen”, zegt Sarah, “maar je moet niet schrikken. En dus schrik ik. Ik ga zitten. “Het gaat over Maryam. Hossein is heel plotseling overleden. Maryam zit nu naast me en wil je heel graag spreken.” Mijn hart bonst in mijn keel. Maryam. Er schiet van alles door me heen. Onze vriendschap die begint als we zien hoe goed onze dochters het als peuters al met elkaar kunnen vinden. Haar huwelijk dat ups en downs kent maar na de geboorte van haar jongste dochter alleen maar hechter wordt. Haar ouders, die ze al zo jong verliest. Haar zus die nog maar twee weken geleden is overleden.

“O, Daan, ik ben zo verdrietig. Ik weet niet wat ik moet doen.” Maryam snikt en kan niet verder praten. Sarah neemt de telefoon weer over. Ik stamel wat omdat ik de woorden niet kan vinden. “Daan, hij wordt woensdag begraven. Ik geloof dat Maryam je graag wil zien.” Dan vind ik de woorden weer. Ik zeg dat ik heel graag wil komen. Natuurlijk, als je nodig bent, dan moet je er zijn en meeleven. En dat zeg ik ook. “Ik kom als ze me nodig heeft. Maar er zullen andere mensen zijn die ze veel meer nodig heeft. We hebben elkaar al even niet meer gezien. Ik wil me niet opdringen.”

Ik wil me niet opdringen

Aan de andere kant van de lijn klinkt Sarah’s stem vol ongeloof “Wat? Je wilt je niet opdringen? Wat is dat nou voor iets raars Daan! Wij dringen ons niet op, wij komen gewoon als iemand ons nodig heeft. Morgenochtend, half tien, bij ons thuis, kom je dan? Rijden we samen naar Maryam.” En weer stamel ik. “Natuurlijk Sarah, ik ben er. Tot morgen.” Ik hang op en voel me een beetje vreemd. Waarom sprak ik de woorden ‘ik wil me niet opdringen’. Dat past helemaal niet bij me. Is het valse bescheidenheid, een typisch voorbeeld van mijn Nederlandse, katholieke opvoeding?

Afstand en nabijheid. Je wilt heel graag meeleven in tijden van verdriet, maar je wilt een ander ook niet tot last zijn. Hoe je daarmee omgaat is voor iedereen anders. Ik leer van Sarah de volgende ochtend wat het betekent om er gewoon te zijn. Meer dan tien mensen hebben zich verzameld bij Maryams huis en iedereen heeft iets te eten meegenomen. Binnen zit Maryam totaal ontredderd op een stoel. De ouders en zus en neef en tantes van Hossein zijn er ook. Lange reizen zijn er gemaakt, vanuit Duitsland, Limburg en Marokko. Ik begroet iedereen met een handdruk en dan ziet Maryam mij. Ze stort zich in mijn armen. Ik word samen met haar op de bank gezet. Ik hoor mijn naam op ieders lippen. ‘Ze is er.’

Ik ben er gewoon

Veel doe ik niet. Ik hou haar vast, streel haar handen, kijk naar haar dochters en wieg haar dan in mijn armen. Om me heen wordt de begrafenis geregeld, wordt een imam gebeld, de consul van Marokko. Ik zit en troost. En vertel Maryam verhalen over haar man. Dat hij goed geleefd heeft. Ze knikt. En op haar vraag of hij nu bij God is, antwoord ik dat hij een lieve, goede man was. En ook al weet ik het niet zeker, ik hoop dat goede mensen als Hossein in de hemel komen. Hoe die er ook uit mag zien. “Dank je wel, Daan, dat hoop ik ook, ik ben zo blij dat je er bent. Het is zo onbegrijpelijk. Eerst mijn zus, nu Hossein. Hoe moet ik verder… Kom je binnenkort weer langs? Je bent zo welkom.” Als ik niet was gegaan, had ik dat nooit geweten.

Hoe anders gaat dat nabij zijn in zoveel andere situaties die ik heb meegemaakt. In mijn eigen gezin, waar familie het soms zo moeilijk vond om langs te komen. Die waarschijnlijk ook hebben gezegd ‘Je kunt me altijd bellen, maar ik wil me niet opdringen.” Waardoor we op afstand bleven van elkaar. Maar gelukkig waren er ook toen Sarah’s die gewoon kwamen. Met lieve woorden en soep. Iedere week weer. Maar waar komt die voorzichtigheid toch vandaan? Die handelingsverlegenheid?

“Kom je binnenkort weer langs? Je bent zo welkom.”

Nabij zijn

Rouw op mijn dak – Martin Los
Rouw op mijn dak – Martin Los.

Deze week verschijnt het boek ‘Rouw op mijn dak’, van pastoor Martin Los. Hij en zijn vrouw Nelleke verloren hun dochter Rosa (37) in tien maanden tijd aan kanker. Rosa laat een echtgenoot,

drie zussen, een broer en een heleboel vrienden achter. Na haar dood is Martin gaan schrijven. Over Rosa, over zijn jeugd in een gezin dat in het teken stond van het verlies van een broertje, grootouders en andere dierbaren. Een getuigenis van een periode waarin het helemaal niet normaal was om over verlies te praten of ‘de vuile was buiten te hangen.’

Het troostende boek gaat vooral over nabij zijn. Hoe doe je dat als je niet goed weet wat je moet zeggen? Als je, net als ik, geleerd hebt dat je je niet op moet dringen? Als pastoor weet Martin als geen ander hoe hij dat moet doen: nabij zijn als iemand stervende is. Er gewoon naar toe gaan als je grootouders moet vertellen dat hun kinderen om het leven zijn gekomen. Hij staat dan naast ze. Neemt hun armen in zijn handen. Lost niets op, maar is er wel voor ze. Hoe anders is het als de pastoor jaren later zelf een kind verliest.

Welke woorden troosten?

Als Rosa te horen krijgt dat ze uitgezaaide kanker heeft, belt ze haar ouders. Die geven vervolgens aan dat ze graag langs willen komen. Via Whatsapp. Ze stappen dus niet net als Sarah met een pan eten in de auto en gaan gewoon. Nee, ze wachten af tot aangegeven wordt dat er behoefte aan is. Rosa wil het nieuws eerst even met haar partner op zich in laten werken. En dat is haar goed recht. Een paar dagen later gaan Martin en zijn vrouw naar Rosa toe.

In de maanden daarna is er van die voorzichtigheid gelukkig niets meer over. Het gezin laat zich niet meer remmen, en Rosa opent zich meer en meer. Ze leren in elkaars nabijheid te zijn. Genieten van de tijd die er nog is. Martin merkt dat de reacties in de omgeving heel verschillend zijn. Sommige mensen troosten hem door te zeggen dat het verlies van een kind het ergste is wat je kan overkomen. Dat troost hem niet, al begrijpt hij wel dat mensen het zeggen. Juist om te troosten gebruiken we soms woorden die de lading niet dekken. Martin kijkt naar zijn kinderen en denkt aan de jonge stervende moeder die afscheid moest nemen haar kindjes. Is dat verlies niet net zo erg? Gaat het er dan niet om dat je de mantel om elkaar heen slaat?

Kom met soep

Eén zin komt telkens weer in het boek naar voren. “Life is not a problem to be solved, but a mystery to be lived.” Dat lezend denk ik aan Maryam. En aan haar Marokkaanse familie en vrienden. Op de een of andere manier leven zij die ochtend volgens deze wijze les. Het leven van Hossein was geen probleem dat opgelost moet worden, het was een mysterie, dat geleefd moest worden. Hossein leefde volop en inspireerde zijn familie. Rosa deed dit ook. En van dat mysterie mogen we getuige zijn. Ook al zijn beiden er niet meer.

Taal is in tijden van verlies een lastig ding. Het boek van Martin en de woorden van Sarah leren me een alternatief. Hoe moeilijk het ook is: ga naar mensen toe. Blijf niet op een afstand. Vertel geen verhalen over hoe je het verlies een plek geeft in de toekomst, want daar heb je nu helemaal niets aan. Vertel alsjeblieft verhalen over het leven van degene die er niet meer is, noem hun naam, laat hun leven voortleven in de harten van de nabestaanden. Dat troost. En als je toch even teveel bent, als er geen ruimte is voor troostende armen, voel je dan niet afgewezen. Je bent gezien, net als je soep of je lege handen, dat weet ik zeker.

Geschreven door

Daan Westerink

Misschien ook wat voor jou

Ontvang bemoedigende artikelen en verhalen in je mailbox

We sturen je elke week een selectie van indrukwekkende verhalen en inspirerende artikelen.

E-mailadres

Lees onze privacyverklaring.

--:--