Column Wenka – Als een vader
Een vrijgezelle man is overleden en ceremoniespreekster Wenka wordt gevraagd om te spreken op zijn uitvaart.
Vrijgezel
Met rode wangen en een bezweet hoofd kom ik de tuin inrennen. Uithijgend bij de achterdeur, hoor ik m’n telefoon gaan. In het scherm de naam van de beller. Vermoedelijk werk aan de winkel. Nog enigszins buiten adem neem ik op. En ja, het is de uitvaartverzorger die verteld dat naar mij is gevraagd. Terwijl ik op zoek ga naar een pen, praat hij me alvast even bij. Een vrijgezelle man is overleden. Zorgvuldig noteer ik zijn naam en een mij onbekend adres.
Huisgenoot
Diezelfde avond nog zit ik rond de tafel met een weduwe en haar dochter. Benieuwd vraag ik naar hun relatie met de overleden vrijgezel. Een huisgenoot was hij, al járenlang. Als jonge jongen ging hij werken op de Veluwe. Jaren geleden heel gebruikelijk dat je ergens in de kost ging. De man van de weduwe, een collega van hem, zei: “wij hebben wel een kamertje over”, waarop hij z’n intrek nam en nooit meer is weggegaan.
“Opeens had ze een ‘grote broer’”
Dochterlief ziet hem nog zó op de stoep staan. Het bruin leren koffertje in z’n hand was alles wat hij meebracht. Opeens had ze een ‘grote broer’. Handig, kon hij haar met de brommer naar vriendinnen brengen en ophalen van feestjes. Veel plezier hebben ze samen gehad. Herinneringen aan lang vervlogen jeugdjaren worden opgehaald. Z’n oude koffer van toen, waar z’n hele hebben en houwen in zat, vond zij gisteren onder het bed in zijn kamer. Bewaren wil ze die, als tastbare herinnering aan hun bijzondere band.
Tevreden
Benieuwd ben ik naar zijn leven, zijn hobby’s, datgene waar hij blij van werd. Het antwoord is net zo verrassend eenvoudig als zijn leven zelf. “Blij was hij met zijn plekje hier, in ons gezin”, vertelt de weduwe. “Tevreden met wat ’s avonds op tafel stond, het meehelpen in de tuin, het voeren van de musjes, het kroelen met de poes en af en toe een borreltje in de kroeg. Graag was hij vader geworden, maar ‘t is er nooit van gekomen. Geen leuke vrouw gevonden, de ware nooit ontmoet. Op ’t laatst had hij er vrede mee.”
“Zijn hele leven past in die ene kamer”
Vooral nadat hij gestopt was met werken was de wereld voor hem niet groter dan het dorp waar hij woonde, de straat met bekende gezichten, de kamer bij zijn kostgezin. Al zijn herinneringen, zijn bezittingen, dat wat hij nalaat, ja, zijn hele léven, passen in die ene kamer. Voor de dienst daarom geen hoogdravende wensen. Gewoon eenvoudig, persoonlijk en warm. Passend bij hem en bij zijn leven. O ja, en of ik wil zeggen dat ze hem zullen missen. De ‘grote broer’ die, toen vader overleed, als een váder voor hen was….
Geschreven door
Wenka von Meijenfeldt