Dagboek Catharina #10 | ‘Heeft hij de stemmen van zijn kinderen nog gehoord?’
Catharina zit met haar moeder en zus in een kamertje van het ziekenhuis, met de ic-arts die haar broer Kees behandelde. “Ik heb geen vragen, alleen de behoefte om terug te kijken.”
Maart 2020 - We zijn terug om na te praten met de ic-arts die Kees behandelde. Zes weken na zijn overlijden ontvingen we een brief. Of we behoefte hadden om nog eens na te praten, vragen te stellen en wat op een rijtje te zetten misschien. Want er gebeurde zoveel in korte tijd. Nu, ruim drie maanden na het ongeluk, is het zover.
'We hebben al genoeg ellende gehad'
Een gastvrouw brengt ons naar een kamertje. Het had niet gehoeven, we hadden het zelf wel gevonden. De dokter stapt binnen en geeft ons een hand. Ik was benieuwd of hij dat zou doen gezien de situatie. Laatst is het coronavirus ook in Nederland bij iemand ontdekt. Ik maak me er nog niet zo druk om. Maar het speelt in het ziekenhuis wel door mijn hoofd. Voor de zekerheid stop ik mijn hand in mijn mouw als ik deurknoppen pak en duik in mijn shawl als we in een volle lift staan. Better safe than sorry. We hebben al genoeg ellende gehad.
Terugkijken
“Ik herinner me jullie nog goed. Moeder en zussen toch?”, klinkt de stem van de arts. Hij vraagt naar Susanne, of zij inmiddels thuis is. En hoe het met ons gaat. Voordat mijn moeder antwoord kan geven springen de tranen in haar ogen. Het zegt genoeg. De jonge arts is vriendelijk en begripvol, zoals we hem in die dagen ook hebben leren kennen. “Hebben jullie vragen voor dit gesprek?” Mijn zus wel. Over wat er gebeurd is tussen het ongeluk en het moment dat we in het ziekenhuis kwamen. “Ik heb geen vragen”, zeg ik, “alleen de behoefte om terug te kijken”. En dat doen we.
'Hij reageerde, wat zou hij nog gevoeld hebben?'
De arts vertelt gestructureerd hoe de hulpdiensten hem buiten bewustzijn aantroffen; dat hij toen nog wel reageerde op pijnprikkels, maar ter plekke al moeite kreeg met ademhalen. Hij reageerde nog, al was het maar een reflex. Het was een reactie.
Terwijl de arts verder vertelt, gonst het in mij na. Hij reageerde, wat zou hij nog gevoeld hebben? Wat heeft hij meegekregen van de paniek, de pijn, benauwdheid, de strijd voor zijn leven? Was hij bang? Heeft hij de stemmen van zijn kinderen nog gehoord? Had hij nog gedachten? Waar was zijn geest? Misschien was alles zwart. Misschien leunde hij tegen de hemelpoort, afwachtend of de deur voor hem al open zou gaan.
“Hij had toen dus nog wat meer hersenactiviteit, reden voor ons om te vechten voor zijn leven”, vertelt de arts, “ook omdat hij nog zo jong was”. De arts vervolgt zijn verhaal: hoe de druk in zijn hersenen opliep en ze alle medicatie en een operatie als laatste redmiddelen hebben ingezet, maar het geen baat meer mocht hebben.
De harde waarheid
Genadeloos liet de CT-scan de volgende dag zien dat er door grote bloedingen haast geen hersenactiviteit meer was. Ik voel het nog; de uitslag van die scan. We zaten in precies zo”n kamertje als nu, de arts en wij. Een klein kamertje zonder ramen; kale, witte muren, een lege tafel en hooguit vijf stoelen.
'We moesten hem laten gaan'
Mijn hartslag was razend hoog, de spanning zo groot dat ik het gevoel had flauw te gaan vallen. Het was het uur der waarheid en de waarheid was hard. Hij zou niet meer wakker worden, hij zou nooit meer lachen, denken, spreken, zijn; waarschijnlijk zou hij zelfs niet genoeg hersenactiviteit meer hebben om zelf te kunnen ademen. We moesten hem laten gaan.
Van binnen gilde en huilde alles in mij, maar alleen vanbinnen. Ogenschijnlijk bleef ik rustig, maar het was een rust zoals water dat sluit boven een schip dat zinkend uiteenvalt. Er was een ravage op de bodem van mijn ziel onder een donkere, stille oppervlakte, toen de volgende ochtend de apparatuur werd ontkoppeld en hij stierf.
'Zijn blik zegt: hadden we hem maar kunnen redden'
“Ik heb grote bewondering voor jullie, hoe jullie er toen mee om gingen en ook nu weer mee omgaan”, zegt de arts. Ons gesprek zit erop. Ik zeg dat het ons enorm goed heeft gedaan hoe betrokken en begripvol de artsen en verpleegkundigen waren. Beiden zijn we wat ongemakkelijk met de wederzijdse waardering. Zijn blik zegt: hadden we hem maar kunnen redden. Ik weet dat er geen redden meer aan was. We wensen elkaar sterkte en geven een hand. Dan is het tijd om naar huis te gaan. Maar ik wil niet.
Lees in het volgende dagboekfragment waarom Catharina niet naar huis wil.
Lees ook over:
‘Ik schreeuw in de leegte’ | Gedicht
Lees ook over:
Dagboek Catharina #11 | ‘Ik dacht dat ik in het ziekenhuis kwam om iets af te sluiten’
Geschreven door
Catharina de Riet - Neven